top of page

DOSSIER  GDW

Kinderen ten laste

Kinderen ten laste

De berekening van het deel der inkomsten welke niet voor beslag vatbaar is, wordt geregeld door art. 1409 § 1 (loon/vakantiegeld) en door art. 1409 § 1bis (vervangingsinkomens).

Beide artikelen voorzien tevens (telkenmale in het 4de lid der artikel) dat wanneer de beslagene één of meer kinderen ten laste heeft, het voor beslag beschermde bedrag nog eens bijkomstig vermeerderd wordt met 73 euro (indexatie 2022) per kind  ten laste.

 

Ook voor de inkomsten beschermd door art. 1409bis Ger.Wb. (inkomsten uit huur/kapitaal of de inkomsten uit een zelfstandige activiteit) geldt deze bijkomende verhoging daar art. 1409bis Ger.Wb. vermeldt dat de berekening van de noodzakelijke inkomsten gebeurt overeenkomstig art. 1409 § 1 Ger.Wb.

 

(voor een verdere uitleg van de artt. 1409 § 1, 1409 § 1bis en 1409bis Ger.Wb.

zie Dossier GDW "Wat is niet voor beslag vatbaar"

 

A. Begrip kind ten laste

B. Procedure van aangifte kind ten laste

C. Bedragen

​

​

A. BEGRIP KIND TEN LASTE

​

Het begrip kind ten laste werd vastgelegd bij :

​

- het K.B. van 27.12.04 ter uitvoering van artikel 1409 § 1, vierde lid en 1409 § 1bis, vierde 

  lid van het Ger.Wb. inzake de beperking van de inbeslagneming wanneer er kinderen ten 

  laste zijn, gepubliceerd B.S. 31.12.04 en 

- K.B. van 23/11/06 tot wijziging van het K.B. van 27 december 2004 ter uitvoering van 

  artikel 1409 § 1, vierde lid en 1409 § 1bis, vierde lid van het Ger.Wb. inzake de

  beperking van de inbeslagneming wanneer er kinderen ten laste zijn, alsmede van

  het K.B. tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelasting 1992, gepubliceerd

  B.S. 23.11.06 

 

en wordt bepaald door vier cumulatieve elementen :

 

1) Het is elke persoon die de volle leeftijd van 25 jaar niet heeft bereikt of die valt onder
     het statuut van de verlengde minderjarigheid.

 

2) tussen de schuldenaar en het kind is een verwantschap in eerste graad (verwantschap 

    ouder - kind) of de schuldenaar heeft de hoedanigheid van zorgouder tav. het kind.

 

Het begrip zorgouder beoogt zowel : 

​

- de partner van een ouder die een nieuw gezin heeft gesticht 

- als de grootouder of elk ander persoon (bv. broer of zus van het kind) welke, in vervanging van
de ouder of ouders, zorg draagt voor de huisvesting, het levensonderhoud of de opvoeding van
het kind. 

Het doorslaggevende criterium hierbij moet dat zijn van de bevoorrechte band en van de betrokkenheid, naast een ouder of in vervanging van één of beide ouders.

 

 

3) de schuldenaar (ouder of zorgouder) voorziet op substantiële wijze in de kosten van 

    huisvesting, onderhoud of opvoeding van het kind.

 

Deze financiële bijdrage in de kosten van huisvesting, onderhoud of opvoeding wordt, in ieder geval, door de wetgever voor substantieel aanzien :

​

- wanneer het kind ten laste op duurzame wijze samenwoont met de beslagene, ook als dit  

   niet uitsluitend en onafgebroken het geval is (bv. co-ouderschap of gezamenlijk hoederecht) 

   of

- wanneer de beslagene reeds een deel afdraagt dat hoger is dan de verhoging bepaald in 

   art. 1409 § 1, vierde lid Ger.Wb. Maw. wanneer de schuldenaar bv. onderhoudsgeld 
   voor een kind betaalt welke hoger is dan 70 euro  (indexatie 2020) 

 

 

4) het kind zelf mag, in een periode van 12 maanden voor de aangifte, niet hebben beschikt 

    over eigen netto bestaansmiddelen die hoger zijn dan :

 

- 3.340 euro (indexatie 2022) indien de beslagene samenwonende is

- 4.825 euro (indexatie 2022) indien de beslagene alleenstaand is

- 6.117 euro (indexatie 2022) indien het kind het statuut van gehandicapte heeft 

   (in de zin van art. 135 van het Wetboek Inkomstenbelasting 1992)

 

(indien de inkomsten van het kind het voorwerp zijn geweest van een gemeenschappelijke belastingaangifte is er geen sprake meer van eigen inkomsten van het kind en vervalt derhalve dit criterium).

 

 

​

B. Procedure van aangifte kind ten laste

 

Artt. 1409ter en 1409quater Ger.Wb.

 

1) De persoon welke meent aanspraak te kunnen maken op de verhoging van het voor beslag beschermde gedeelte dient hiertoe een modelformulier in te vullen en over te maken (met ontvangstbewijs of per aangetekende zending met ontvangstbewijs) aan :

- de derde-beslagene  : zijnde bv. de werkgever of uitbetalingsinstantie en

- de beslagleggende partij : zijnde de schuldeiser

 

Dit formulier wordt hem door de gerechtsdeurwaarder ter beschikking gesteld nav. de aanzegging van het beslag onder derden.

​

Bij de overmaking van dit formulier dient één van de volgende bewijsmiddelen te worden bijgevoegd, zijnde :

 

- een attest van het ziekenfonds waaruit blijkt dat het kind ten laste is van de aangever

- een attest van gezinssamenstelling waaruit blijkt dat het kind zijn woonplaats heeft bij 

   de aangever

- een rechterlijke beslissing of overeenkomst waaruit het co-ouderschap blijk

- een rekeninguittreksel waaruit de regelmatige storting van een bijdrage blijkt

- ook andere in te roepen bewijsmiddelen waaruit de hoedanigheid van het ten laste  

  zijn blijkt, worden door de wet aanvaard

 

en de beslagene dient op erewoord te verklaren dat het kind niet beschikt over eigen inkomsten (hoger dan hiervoor vermeld) of dat de inkomsten van het kind reeds het voorwerp zijn geweest van een gemeenschappelijke belastingaangifte.

 

 

2) De derde-beslagene (bv. werkgever of uitbetalingsinstantie) zal vanaf de maand volgend op de ontvangst van het formulier rekening dienen te houden met de door de beslagene partij aangevraagde verhoging van het voor beslag beschermde gedeelte.

(Voor zover de derde-beslagene hierbij nog beschikt over een termijn van tien werkdagen voor de gewone datum van de betaling).

 

De derde-beslagene kan echter ook beslissen niet over te gaan tot toepassing van de aangevraagde vermeerdering (bv. wanneer het ten laste zijn onvoldoende gestaafd wordt door bewijsmiddelen). 

Indien tussen partijen hieromtrent geen oplossing kan worden gevonden, zal de beslagene -welke zijn aanvraag tot verhoging geweigerd ziet -  zich dienen te wenden tot de beslagrechter. Dit kan gebeuren door een eenvoudige schriftelijke verklaring neergelegd ter griffie (van de bevoegde beslagrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg) of aan deze griffie verzonden. 

​

Hierop zullen de beslagleggende partij en de beslagene bij gerechtsbrief worden opgeroepen om te verschijnen voor de beslagrechter op een vastgestelde datum.

​

De beschikking van de beslagrechter hieromtrent is niet vatbaar voor verzet of hoger beroep en wordt bij gerechtsbrief ter kennis gebracht van de beslaglegger, de beslagene en de derde-beslagene.

 

Indien de beschikking van de beslagrechter de hoedanigheid van het kind ten laste niet erkent, zal de derde-beslagene uiteraard de verhoging van het voor beslag beschermde gedeelte niet dienen door te voeren.

​

Indien de beschikking van de beslagrechter de hoedanigheid van het kind ten laste wel 

erkent zal de derde-beslagene rekening dienen te houden met de door de beslagene partij aangevraagde verhoging van het voor beslag beschermde gedeelte, en dit vanaf de maand volgend op de ontvangst van de beschikking.

(Voor zover de derde-beslagene hierbij nog beschikt over een termijn van tien werkdagen voor de gewone datum van de betaling).

 

 

3) Ook de beslagleggende partij kan zich verzetten tegen de aangevraagde verhoging van het voor beslag beschermde gedeelte. Hiertoe wordt dezelfde procedure als onder punt 2 gevolgd.

 

Een schriftelijke verklaring van de beslaglegger wordt neergelegd ter griffie, waarop beslaglegger en beslagene bij gerechtsbrief worden opgeroepen ter zitting.

​

De derde-beslagene wordt tevens per gerechtsbrief in kennis gesteld van het tussengeschil en is hierbij verplicht om, vanaf de volgende vervaldag van de betaling, het bedrag van de toegepaste vermeerdering (welke aanleiding geeft tot de betwisting) in zijn handen onbeschikbaar te maken, maw. desbetreffend bedrag zal noch aan de beslaglegger, noch aan de beslagene worden uitgekeerd, maar blijft bij de derde-beslagene tot er uitspraak is van de beslagrechter.

 

De beschikking van de beslagrechter omtrent dit tussengeschil is eveneens niet vatbaar voor verzet of hoger beroep en wordt bij gerechtsbrief ter kennis gebracht van de beslaglegger, de beslagene en de derde-beslagene.

 

Vanaf ontvangst van de gerechtsbrief, inhoudende de beslissing van de beslagrechter, zal de derde-beslagene het bedrag van de in zijn handen geblokkeerde vermeerdering, al naargelang het geval, doorstorten naar de beslaglegger (bij geen erkenning van de hoedanigheid van het kind ten laste) of de beslagene partij (bij erkenning van de hoedanigheid van het kind ten laste).

​

C. Bedragen

​

2022

​

verhoging (per kind ten laste) van het deel welke niet in beslag kan worden genomen

73 euro 

​

netto-inkomen van het kind  ten laste mag (in periode 12 maand voor aangifte)
niet hoger zijn dan : 

​

- 3.340 euro (indexatie 2022) indien de beslagene samenwonende is

- 4.825 euro (indexatie 2022) indien de beslagene alleenstaand is

- 6.117 euro (indexatie 2022) indien het kind het statuut van gehandicapte heeft 

   (in de zin van art. 135 van het Wetboek Inkomstenbelasting 1992)

​

2021

​

verhoging (per kind ten laste) van het deel welke niet in beslag kan worden genomen

71 euro 

​

netto-inkomen van het kind  ten laste mag (in periode 12 maand voor aangifte)
niet hoger zijn dan : 

​

- 3.259 euro (indexatie 2021) indien de beslagene samenwonende is

- 4.708 euro (indexatie 2021) indien de beslagene alleenstaand is

- 5.969 euro (indexatie 2021) indien het kind het statuut van gehandicapte heeft 

   (in de zin van art. 135 van het Wetboek Inkomstenbelasting 1992)

​

​

2020

​

verhoging (per kind ten laste) van het deel welke niet in beslag kan worden genomen

70 euro 

​

netto-inkomen van het kind  ten laste mag (in periode 12 maand voor aangifte)
niet hoger zijn dan : 

​

- 3.226 euro (indexatie 2020) indien de beslagene samenwonende is

- 4.660 euro (indexatie 2020) indien de beslagene alleenstaand is

- 5.908 euro (indexatie 2020) indien het kind het statuut van gehandicapte heeft 

   (in de zin van art. 135 van het Wetboek Inkomstenbelasting 1992)

​

2019

​

verhoging (per kind ten laste) van het deel welke niet in beslag kan worden genomen

70 euro 

​

netto-inkomen van het kind  ten laste mag (in periode 12 maand voor aangifte)
niet hoger zijn dan : 

​

- 3.189 euro (indexatie 2019) indien de beslagene samenwonende is

- 4.607 euro (indexatie 2019) indien de beslagene alleenstaand is

- 5.841 euro (indexatie 2019) indien het kind het statuut van gehandicapte heeft 

   (in de zin van art. 135 van het Wetboek Inkomstenbelasting 1992)

​

​

​

2018

​

verhoging (per kind ten laste) van het deel welke niet in beslag kan worden genomen

68 euro

 

netto-inkomen van het kind  ten laste mag (in periode 12 maand voor aangifte)
niet hoger zijn dan : 

​

- 3.129 euro (indexatie 2018) indien de beslagene samenwonende is

- 4.520 euro (indexatie 2018) indien de beslagene alleenstaand is

- 5.731 euro (indexatie 2018) indien het kind het statuut van gehandicapte heeft 

   (in de zin van art. 135 van het Wetboek Inkomstenbelasting 1992)

​

​

​

2017

​

verhoging (per kind ten laste) van het deel welke niet in beslag kan worden genomen

67 euro

 

netto-inkomen van het kind  ten laste mag (in periode 12 maand voor aangifte)
niet hoger zijn dan : 

​

- 3.076 euro (indexatie 2017) indien de beslagene samenwonende is

- 4.443 euro (indexatie 2017) indien de beslagene alleenstaand is

- 5.633 euro (indexatie 2017) indien het kind het statuut van gehandicapte heeft 

   (in de zin van art. 135 van het Wetboek Inkomstenbelasting 1992)

​

​

​

2016

​

verhoging (per kind ten laste) van het deel welke niet in beslag kan worden genomen

66 euro

​

netto-inkomen van het kind  ten laste mag (in periode 12 maand voor aangifte)
niet hoger zijn dan : 

​

- 3.042 euro (indexatie 2016) indien de beslagene samenwonende is

- 4.394 euro (indexatie 2016) indien de beslagene alleenstaand is

- 5.571 euro (indexatie 2016) indien het kind het statuut van gehandicapte heeft 

   (in de zin van art. 135 van het Wetboek Inkomstenbelasting 1992)

​

​

​

2015

​

verhoging (per kind ten laste) van het deel welke niet in beslag kan worden genomen

66 euro 

​

netto-inkomen van het kind  ten laste mag (in periode 12 maand voor aangifte)
niet hoger zijn dan : 

​

- 3.031 euro (indexatie 2015) indien de beslagene samenwonende is

- 4.377 euro (indexatie 2015) indien de beslagene alleenstaand is

- 5.550 euro (indexatie 2015) indien het kind het statuut van gehandicapte heeft 

   (in de zin van art. 135 van het Wetboek Inkomstenbelasting 1992)

​

​

​

2014

​

verhoging (per kind ten laste) van het deel welke niet in beslag kan worden genomen

66 euro

 

netto-inkomen van het kind  ten laste mag (in periode 12 maand voor aangifte)
niet hoger zijn dan : 

​

- 3.028 euro (indexatie 2014) indien de beslagene samenwonende is

- 4.373euro (indexatie 2014) indien de beslagene alleenstaand is

- 5.544 euro (indexatie 2014) indien het kind het statuut van gehandicapte heeft 

   (in de zin van art. 135 van het Wetboek Inkomstenbelasting 1992)

​

Begrip kind ten laste
Procedure aangifte kind ten laste
Overzicht bedragen kind ten laste
bottom of page